De overeenkomsten en verschillen tussen mensen en apen vormen al jaren het onderwerp van heftige en oeverloze discussies. Wat hebben we aan vergelijkingen met onze naaste verwanten in het dierenrijk? Vanuit mijn eigen ervaringen zal ik proberen aan te geven hoe ethologische methoden, ethologische vraagstellingen en hypothesen, afgeleid uit ethologisch onderzoek bij dieren, een bijdrage kunnen leveren aan het vermeerderen van kennis over het gedrag van mensen. Daarvoor is wel vereist dat deze drie aspecten niet door elkaar worden gehaald en dat vergelijken niet ontaardt in aan elkaar gelijkstellen.
Pestkoppen bij apen
Als beginnend etholoog deed ik in Burgers' Dierenpark in Arnhem onderzoek naar de manier waarop jonge chimpansees hun volwassen groepsgenoten pestten, plaagden en provoceerden. Het bleek dat het pesten door de chimpanseekinderen een vorm van sociaal verkenningsgedrag was, een manier om iets te leren over de sociale omgeving en over sociale relaties . Door middel van hun plagerig, hinderlijk gedrag doen de kinderen informatie op. Die informatie helpt hen bij het functioneren in hun sociale omgeving, net zoals exploratie van het woongebied helpt bij het optimale gebruik daarvan. Niet alleen door observatie, imitatie en conditionering treedt sociaal leren op, maar ook doordat de chimpanseekinderen actief verkenningsgedrag uitvoeren en geconfronteerd worden met effecten van hun eigen handelen. Voor zover een der gelijke sociale exploratie andere groepsleden nadelig kan beïnvloeden, kan het beschouwd worden als een vorm van agressief gedrag. Het aan regels gebonden, wederzijdse, sociale spel biedt niet of nauwelijks de gelegenheid tot het soort "eenzijdig" informatie vergaren waarvan hier sprake is. In de loop van de ontwikkeling verandert het gedrag geleidelijk van karakter en komt het in dienst te staan van andere doelen, die gelegen zijn in het domineren van andere groepsleden. In dit opricht is het gedrag een voorloper van de eveneens spontane vorm van dominantie-agressie zoals volwassen chimpanseemannen die vertonen.
Pestkoppen bij mensen
Pesten bij mensen, vooral tussen kinderen onderling, staat de laatste jaren volop in de belangstelling. Pesten kan ontaarden in systematisch terroriseren van een kind. Het slachtoffer wordt geschopt en geslagen. Spullen worden afgepakt of kapotgemaakt. Het kind wordt uitgescholden, belachelijk gemaakt of buitengesloten. Afwijkend gedrag, afwijkende kleding, van alles kan als handvat om te pesten gebruikt worden. Kinderen die gepest worden, voelen zich vaak eenzaam en ongelukkig. Ze durven niet meer naar school, twijfelen aan zichzelf en kunnen blijvend beschadigd worden. In sommige gevallen plegen ze zelfmoord.
Studies over het pesten van mensenkinderen stellen meestal frustrerende invloeden verantwoordelijk voor het optreden van dergelijke gedragingen. Het evenwicht in de klas zou verstoord zijn. Pesters en slachtoffers zouden onvoldoende sociale vaardigheden hebben. Pedagogen, psychologen en leraren zetten zich ervoor in slachtoffers te helpen en het pesten te bestrijden. Er zijn voorlichtingsfolders en pestmappen gemaakt, er zijn video's over pesten en speel- en praatgroepen voor pestkoppen en hun slachtoffers. Maar het is onduidelijk waar al die initiatieven op gebaseerd zijn. Er zijn weliswaar onderzoeken in de vorm van enquêtes, self-reports en interviews met leerlingen, ouders en leraren. Die onderzoeken maken zichtbaar hoe pesten beleefd wordt. Ze maken duidelijk dat pesten veel voorkomt, vooral op lagere scholen. Maar er is geen degelijke beschrijving van pestgedrag en pestinteracties. De term `pesten' wordt gebruikt voor allerlei gedragingen: voor de manier waarop kinderen elkaar lastig vallen, voor de manier waarop ze een leraar of andere gezagsdrager treiteren en voor de manier waarop volwassenen elkaar soms terroriseren of voor de manier waarop bijvoorbeeld allochtonen uit een buurt kunnen worden `weggepest'. Gaat het inderdaad in al die gevallen om vergelijkbaar gedrag, met vergelijkbare oorzaken en vergelijkbare effecten? Dat is onbekend. Er zijn geen systematische observaties van pestgedrag. Daar zouden ethologische methoden van nut kunnen zijn.
In de onderzoeken naar pesten door kinderen worden bepaalde typen vragen nooit gesteld. Tijdens het grootste deel van hun evolutionaire voorgeschiedenis leefden mensen in kleine groepen. Kinderen hadden contact met andere kinderen van uiteenlopende leeftijden. Wat is het effect als we kinderen, gesorteerd op leeftijd, het grootste deel van de dag bij elkaar zetten in een klas met een volwassen supervisor? In hoeverre verstoort dat normale groepsprocessen? In hoeverre is er bij het pesten sprake van gedragingen die ooit een functie hadden, maar in hedendaagse omstandigheden niet meer? Is er een duidelijke scheiding in pestkoppen en slachtoffers, of vervullen kinderen in de loop van hun ontwikkeling beide rollen? Dat zijn de vragen die een etholoog zich zou stellen. En met de resultaten van het chimpansee-onderzoek in het achterhoofd: is het pesten van mensenkinderen ook voor een deel gericht op het verminderen van onzekerheid of het onderzoeken van gezag? Is het pesten bij mensenkinderen ook een aspect van de relatie tussen kinderen, en niet afhankelijk van eigenschappen van het slachtoffer of de pestkop? We weten het niet en het zou interessant zijn om het verband tussen pesten en de reacties van de slachtoffers nader te onderzoeken. Daar zijn wel systematische observaties voor nodig. Op het schoolplein.
Ik heb er wel eens over gedacht pestgedrag van mensenkinderen te gaan observeren, maar ben uiteindelijk ethologisch onderzoek gaan doen aan menselijk gedrag bij gewelddadige protestacties en voetbalwedstrijden. Systematische ethologische observaties leken mij bij uitstek geschikt om het gedrag van mensen tijdens rellen te bestuderen. De groepen die zich vormen, zijn - tijdelijk - de betrokkenen van de verschillende partijen: hooligans, autonomen, politieagenten kennen elkaar meestal niet persoonlijk en veel van de communicatie is non-verbaal. Door bij zo veel mogelijk gebeurtenissen waarnemingen te verrichten was het mogelijk vergelijkingen te trekken tussen geëscaleerde en niet-geëscaleerde situaties. Door de waarnemingen direct vast te leggen was ik voor de analyse van de gebeurtenissen niet afhankelijk van het geheugen van de direct betrokkenen, die tegelijkertijd belanghebbenden zijn. Het doel van het onderzoek was tweeledig: beschrijven wat er gebeurt en verkennend analyseren welke factoren het ontstaan en de escalatie van groepsgeweld beïnvloedden.
Het verband tussen het rellenonderzoek en mijn voorafgaande chimpansee-onderzoek was gelegen in de methodische aanpak. Het ging niet om een vergelijking of een toepassing van hypothesen vanuit het onderzoek naar pesten. Dat zou ook raar zijn, want het geweld in relsituaties wordt vrijwel uitsluitend door jonge mannen in of na hun puberteit vertoond, in groepsverband en gericht op doelwitten die niet tot de eigen groep horen. Een heel andere situatie dan het individuele pesten binnen de eigen groep door jonge chimpansees die nog niet in de puberteit zijn. Toch werd geprobeerd het voor te stellen alsof ik mijn chimpanseebevindingen rechtstreeks doortrok naar voetbalvandalen. Het gedrag van hooligans en autonomen bleek minder uniform, minder gewelddadig en minder irrationeel te zijn dan vaak gedacht wordt. De politie kan veel doen om geweld te voorkomen, maar veel minder om het te stoppen. De ethologische observaties bleken tal van aanknopingspunten te beiden voor een succesvolle aanpak van grootschalige manifestaties en evenementen.
Inmiddels doe ik onderzoek naar de interactie tussen politie en burgers in allerlei lastige en potentieel gevaarlijke situaties. Het onderzoekprogramma is gericht op de analyse van de manier waarop door middel van communicatie en interactie betrokken politiemensen en burgers hun positie reguleren in afhankelijkheid van elkaar en van anderen. Het uiteindelijke doel van het onderzoekprogramma is door meer zicht te krijgen op de regulering van conflicten en sociale spanningen een bijdrage te leveren aan een betere beheersing van potentieel gevaarlijke situaties.
De politie heeft daar een speciale verantwoordelijkheid: de politie moet op treden waar gewone burgers mogen vluchten. De samenleving verwacht van politieambtenaren dat zij doortastend moeilijke taken vervullen in soms gevaarlijke situaties. Daarbij mogen zij als uiterste middel gebruik maken van hun geweldsbevoegdheid, mist het gebruikte geweld, in verhouding tot het beoogde doel, redelijk en gematigd is. Aan politieambtenaren worden in dat opzicht hogere eisen gesteld dan aan burgers.
Uit een analyse van een groot aantal gebeurtenissen waarbij politiemensen van hun vuurwapen gebruik hebben gemaakt, blijkt dat politiemensen zichzelf vaak in een situatie manoeuvreren, waar ze nooit op die manier in terecht hadden hoeven te komen.3 Door onvoldoende informatie te verzamelen, risico's niet in te schatten, geen afspraken te maken met collega's, onvoldoende aandacht te besteden aan communicatie et cetera, kunnen ze in een lastig parket terechtkomen. Ze worden geconfronteerd met geweld dat ze niet kunnen beheersen of zien zich genoodzaakt zelf geweld te gebruiken in een poging de situatie alsnog onder controle te krijgen. Hoewel geen twee situaties in de praktijk exact hetzelfde zijn, blijken veel van de potentieel gevaarlijke situaties waarin agenten terechtkomen varianten van een beperkt aantal thema's. Op die thema's en de daarbij horende basisprincipes kun je je voorbereiden. Door de risico's in te schatten, een doel te formuleren en een plan van aanpak te bedenken. In overleg met collega's.
Leraren en leerlingen
Wat hebben onderwijsgevenden die te maken hebben met pestende, agressieve of anderszins lastige leerlingen nu aan deze persoonlijke en misschien wat willekeurig aandoende excursie door het gedrag van apen en mensen? Kennis over het gedrag van dieren in hun natuurlijke omgeving is niet direct toepasbaar op menselijk gedrag in moderne samenlevingen. Wel kan een vergelijking op sommige punten de ogen openen en blikverruimend werken. Op zijn minst kunnen we ideeën die we opdoen door naar dieren te kijken toetsen aan menselijk gedrag. Door zijn evolutionaire voorgeschiedenis is ook de mens uitgerust met tal van emoties die aansluiten bij korte termijn beloningen. Via het proces van natuurlijke selectie hebben we erfelijke eigenschappen die ertoe bijgedragen hebben dat onze voorouders zich succesvol voortplantten. Dat geldt voor ons allemaal, en niet alleen voor pestende kinderen, agressieve voetbalvandalen en schietende of knuppelende politieagenten.
Aan dat soort evolutionaire bespiegelingen heb je in de dagelijkse praktijk niet zo veel. Maar de verschillende onderzoeken laten ook zien hoe gedrag op korte termijn gereguleerd wordt. Dat biedt aanknopingspunten, zoals de benadering van het politieoptreden in lastige situaties laat zien. Het is goed om te beseffen dat het bij pesten, agressie en "lastig" gedrag steeds om een interactie gaat, waarbij beide partijen elkaar wederzijds beïnvloeden. Ieder heeft zijn aandeel in deze interactie en daarbij gaat het uiteraard niet alleen maar om wat mensen zeggen, maar ook om wat ze daadwerkelijk doen. Goed waarnemen en inzicht hebben in effecten van gedragingen. Als je begrijpt welke functie een gedrag als pesten vervult, maakt het dat mogelijk om er anders mee om te gaan: consequent zijn, bijvoorbeeld, en beseffen dat je eigen gezagspositie er om kan vragen uitgetest te worden. Ook lastige situaties in de klas zijn ongetwijfeld vaak varianten van een beperkt aantal thema's. Dat betekent dat je je erop voor kunt bereiden. Door je net als agenten in potentieel gevaarlijke situaties af te vragen: Wat is er aan de hand?, Wat wil ik bereiken? Mag ik dat? Kan ik dat? Hoe pak ik het aan? Niet in je eentje, maar samen met collega's. Bij de politie kan er nog heel veel verbeteren als het gaat om de intercollegiale communicatie over de aanpak van lastige situaties. Ik heb zelf ook een aantal jaren lesgegeven en heb het gevoel dat dat bij onderwijsgevenden niet veel anders is.
En tenslotte, in aansluiting op de ontwikkelingen in het biologisch gedragsonderzoek, kijk niet alleen naar de situaties die niet naar wens verlopen, maar richt je ook op de manier waarop mensen in staat zijn spanningen te reguleren, geweld te voorkomen en via verzoeningsprocessen beschadigde relaties te herstellen.
Dit artikel verscheen eerder in Niche, 31, 1, p. 4-7